Motetten 1
De motetten van Bach. Prachtige, maar zeker ook complexe muziek waar het om de uitvoering gaat. Een solostem bloeit op, en voegt zich daarna weer in het dubbelkwartet; dubbelkorig in stereo opstelling, gebruikmakend van de ruimte.
Een belevenis.
Werken
Komm, Jesu, komm BWV 229 (1730) | Johann Sebastian Bach |
Ach, wat is de liefde mooi Wereldpremière | Viktor Khioulaphides |
Jesu, meine Freude BWV 227 (1723) | Johann Sebastian Bach |
Hooglied van Salomo Wereldpremière | Viktor Khioulaphides |
Lobet den Hern, alle Heiden BWV 230 | Johann Sebastian Bach |
Concertinformatie
De Cantor
We kennen Bach vooral vanuit zijn rol als cantor van de Thomaskirche in Leipzig. 27 jaar lang componeerde Bach kerkmuziek voor zon- en feestdagen voor maar liefst drie kerken in Leipzig. Daarbovenop kwamen dan nog de composities voor bijzondere gelegenheden. Vier van zijn zes motetten zijn voor begrafenissen gecomponeerd. Zo ook BWV 229 Komm, Jesu, komm. Dit motet opent krachtig met een herhaald ‘Komm’ waarin de gasten welkom worden geheten. Direct neemt Bach ons mee om uiteindelijk berusting te vinden. BWV 227 Jesu, meine Freude is het oudste, langste, meest complexe, maar ook het meest bekende motet van Bach, en vormt het hart van dit programma. Het zou gecomponeerd kunnen zijn voor de begrafenis van Johanna Maria Keess, de weduwe van de Leipziger Ober- Postmeister, op 18 juli 1723. In haar testament vinden we het verzoek om het koraal Jesu, meine Freude te laten zingen. Nooit had ze kunnen vermoeden dat Bach voor deze gelegenheid één van zijn meest monumentale koorwerken zou componeren, op basis van dit destijds al bekende koraal. Bach was pas net aangetreden in Leipzig, en het uitvoeren van dit complexe werk, symmetrisch in elf delen door hem opgezet, was één van de eerste wapenfeiten van de 38-jarige componist.
Delen
Centraal in de compositie vinden we de fuga: Ihr aber seid nicht fleischlich, sondern geistlich. Voor en na de fuga klinken telkens vijf delen, waarvan telkens het eerste, derde en vijfde gebaseerd zijn op het bekende koraal van Johann Crüger; Jesu, meine Freude. In dit motet zijn tal van voorbeelden van tekstuitbeelding te vinden, een kunst waarin Bach zich op eenzame hoogte bevond, en nog steeds bevindt. Een bijzonder voorbeeld is het woord ‘nichts’, dat Bach uitbeeldt door twee tellen rust na het woord, waarna het opnieuw zacht wordt herhaald, wederom gevolgd door twee tellen rust. De afgrond is hoorbaar in de vele grote dalende intervallen waarna het leven wordt geïllustreerd met veel energieke versieringen. Het derde motet wat zijn weg naar dit programma heeft gevonden is BWV 230 Lobet den Herrn, alle Heiden. Het wijkt qua stijl en opzet af van de vijf andere, ook al doet het qua kwaliteit niet voor ze onder. Wel is de toeschrijving aan Bach hierdoor minder zeker, al wordt die breed aangenomen.
Khioulaphides
De drie motetten worden afgewisseld met werk van de Amerikaanse componist Viktor Khioulaphides. Hij componeert speciaal voor de geboorte van Het Nederlands Bach Consort een tweeluik dat perfect rondom ‘Jesu meine Freude’ zal passen. Viktor Kioulaphides is in 1961 in Athene geboren, en in 1979 naar Amerika geëmigreerd om daar compositie en contrabas te studeren aan de befaamde Juliard School én Manhattan School of Music. Hij is een veelzijdig musicus die werkzaam is als contrabassist, componist en conservatoriumdocent. Als componist begon hij met het schrijven van opera’s, muziek voor strijk- en blaasinstrumenten en enkele composities voor gitaar. Later kreeg ook de vocale muziek zijn interesse. Hij componeerde al eerder speciaal voor countertenor Sytse Buwalda en doet dit nu, op diens verzoek, graag weer. Viktor Kioulaphides won al meer dan 20 keer de Ascap-award voor de internationaal meest uitgevoerde moderne Amerikaanse componist. Daarnaast ontving hij de Pablo Casals Award en de Harold Bauer Award.